Verder met Openbaring 11, vanaf vers 7.

Wat zegt professor Ouweneel hierover in zijn boek: 'De openbaring van Jezus Christus' deel 2?

"Wij bewonderen de macht en wijsheid van God, die in de somberste periode van de wereldgeschiedenis
zo'n getuigenis tot stand zal brengen.
De twee profeten getuigen drie en een half jaar en daarna zal volgens Gods plan aan dit getuigenis een
eind komen.
Hun vijanden zullen in die periode totaal machteloos zijn en zelfs omgebracht worden als ze enige schade
willen toebrengen aan deze getuigen.
Maar in vers 7 lezen we dat, wanneer hun getuigenis voleindigd is, God er een punt achter zal zetten, net
zoals bij Mozes en Elia.
Hij kan mensen als getuigen gebruiken voor een bepaalde tijd, en hen daarna wegnemen of aan de kant
zetten.
Plotseling laat God toe dat de grootste macht, die er in die tijd op aarde zal zijn, namelijk het 'beest dat uit
de afgrond opstijgt', oorlog met hen voert en een einde maakt aan hun getuigenis ( vers 7 ).
Niemand onder ons zou kunnen zeggen wie met dit beest bedoeld wordt als we de volgende hoofdstukken
niet bezaten.
We vinden namelijk alle bijzonderheden met betrekking tot dit beest, dat uit de zee c.q. uit de afgrond
opstijgt, in Openbaring 13: 1-10 en 17: 3 en 7 - 14.
Zonder verder in bijzonderheden te willen treden kunnen we zeggen, dat dit beest de alleenheerser van het
westerse rijk voorstelt, de leider die in deze eindperiode van grote verdrukking oppermachtig zal zijn in het
herstelde Romeinse rijk.
Doordat de antichrist, de koning van Israël, met hem een verbond gesloten zal hebben, zal hij ook in
Palestina grote invloed uitoefenen ( zie vers 2B).
Uiteindelijk lijkt het zelfs alsof hij de overwinnaar is.
Hij weet echter niet, dat God dergelijke beproevingen over Zijn dienstknechten kan toelaten om een nóg
krachtiger getuigenis tot stand te brengen.
Vlak vóór de komst van de Heer zal het beest zijn laatste politieke zet doen; maar daarna zal hij door de
Heer Zelf geoordeeld worden.
Het beest zal oorlog voeren tegen de twee getuigen, hen overwinnen en hen doden 'en hun lijk [zal liggen]
op de straat van de grote stad, die geestelijk genoemd wordt Sodom en Egypte, waar ook hun Heer
gekruisigd is (vers 8).
Deze laatste omschrijving maakt nog eens duidelijk dat het inderdaad over Jeruzalem gaat.
Ik benadruk dat nog eens, omdat daarover in tal van commentaren de grootst mogelijke verwarring heerst.
Wij moeten hier letten op de verwijzingen naar het O.T.( die het joods-messiaanse karakter van dit gedeelte
onderstrepen) en op de hoofdstukken die volgen; dat zal ons helpen de dingen in hun ware licht te zien.
De Romeinse alleenheerser zal dus, vlak voor de komst van de Heer in heerlijkheid, de twee getuigen ter
dood brengen in Jeruzalem, de 'grote stad' die even boos is als de zondige stad Sodom ( Genesis 19) en het
verdorven land Egypte ( Ex.1:14; Lev. 1:2).
Jeruzalem is de heilige en grote stad uit de oudheid, 'waar ook hun Heer gekruisigd is' ( vgl. Handelingen
13:27-29).
Hoe mooi en tegelijkertijd hoe ernstig zijn deze woorden!
De twee getuigen zullen martelaars worden, maar ook de Heer heeft in Jeruzalem getuigenis afgelegd en is
er door Zijn vijanden ter dood gebracht.
De leiders van het volk ( Kajafas, Annas, Herodes) en van het Romeinse rijk ( Pilatus), Joden en heidenen,
hebben samengespannen om de Heere Jezus aan het kruis te nagelen ( Hand.2;23; 3:3-15; 7:51 en verder).
In de toekomst zullen soortgelijke feiten zich voordoen.
De (joodse) antichrist en het hoofd van het Romeinse rijk zullen samenspannen om dit messiaanse
(koninklijk-priesterlijke) getuigenis uit te roeien op dezelfde plaats waar de Messias Zelf gekruisigd werd.
Er is dus duidelijk overeenkomst tussen het getuigenis van Christus en dat van de twee getuigen, maar er is
ook groot verschil ( als gevolg van het verschil in bedeling ): de Heere Jezus kwam om vrede te brengen,
niet om Zijn vijanden te doden, hoewel de Heere het had kunnen doen ( vgl. Joh. 18:6; Matth. 26:52 en
verder; Op. 19:11-21) en Zijn discipelen er soms ook op aandrongen, dat Hij vuur uit de hemel liet neerdalen (
Luk.9:54; vgl. Vers 56!).
Hij heeft dat niet gedaan, terwijl integendeel de twee getuigen wél hun vijanden door vuur verteren ( vers 5).
Toen was het nog de tijd van de genade ( vgl. Luk. 4:19 en de weglating van Jesaja 61: 2B), maar hier is de
'dag der wrake van onze God' aangebroken.
De volgende passage is zeer frappant.
De Heere Jezus is ten derden dage opgewekt.
Zo zullen deze twee getrouwe getuigen, die net als Hij ruim drie jaar zullen getuigen en daarna ter dood
gebracht zullen worden, eveneens na drie dagen door God opgewekt worden.
Hier is zelfs sprake van drie en een halve dag, één dag voor elk jaar dat zij getuigd hebben.
Vers 9 zegt: " En ( zij) uit de volken en geslachten en talen en naties zien hun lijk drie en een halve dag".
Door middel van de televisie en de communicatiesatellieten zullen de duivelse machten de hele mensheid
tonen wat zich in Jeruzalem afspeelt ( althans, zo stel ik het mij voor).
De verslaggevers zullen toestromen om in de media te berichten hoe de machtige dictator de twee getuigen
uitgeschakeld heeft.
Het zal voor de heerser van het Romeinse rijk een persoonlijke zege zijn.
De volken zullen het aanschouwen en zich erover verheugen ( vgl. Joh. 16:20!).
"En zij laten niet toe dat hun lijken in een graf gelegd worden.
En zij, die op de aarde wonen, verblijden zich over hen en zullen elkaar geschenken zenden"( vers 9b en
10).
Dat was in vroegere tijden bij feestelijkheden de gewoonte ( vgl. Esther 9: 19,22); trouwens, dit soort
gebruiken kennen we vandaag nog bij bepaalde feesten.
De wereld zal deze gewoonte handhaven en haar blijdschap de vrije loop geven, omdat er een eind
gekomen is aan dit ergerlijke getuigenis, 'omdat deze twee profeten hen, die op de aarde wonen, gepijnigd
hadden'( vers 10b).
Deze laatsten zijn weer degenen wier vreugde en doelstellingen puur aards zijn, d.w.z. niets met de hemel
te maken hebben.
Zij zijn gepijnigd door vuur, door droogte en door bederf ( vers 5 en verder).
God heeft toegelaten dat de Heere Jezus in de dood ging en geslacht werd als het Lam, Hij die de Leeuw is
en de overwinnaar over dood en graf.
Zo zullen ook deze getuigen opgewekt worden nadat ze ter dood gebracht zijn.
'En na de drie en een halve dag kwam [de] levensgeest [ of levensadem!] uit God in hen en zij gingen op
hun voeten staan en grote vrees viel op hen, die hen aanschouwden'(vers 11).
Wat een schouwspel!
We zagen dat de hele mensheid deze twee lijken op straat zal zien liggen, en zij zal niet anders kunnen dan
door hun opstanding erkennen dat God sterker is dan Zijn vijanden.
Hier gaan ze in het openbaar voor de ogen van de hele wereld op hun voeten staan!
Bij de Heere Jezus was dat niet het geval.
Zijn vijanden hebben Hem na Zijn opstanding niet aanschouwd en ook niet ten hemel zien varen.
En wanneer de Gemeente opgenomen wordt in de hemel, zullen haar vijanden haar evenmin zien opvaren,
want dat zal in een ondeelbaar ogenblik gebeuren ( vgl. 1 Kor. 15:51 en verder).
Ook Elia, van wie een der getuigen een uitbeelding is, is slechts voor de ogen van Elisa ten hemel gevaren (
2 Kon. 2: 11 en verder; let op vers 10).
Maar hier stijgen de twee getrouwe getuigen op bevel van een hemelse stem ( vgl. 4:1) op naar de hemel,
terwijl de hele wereld toekijkt ( vers 12).
Wat zal dat een onbeschrijfelijke schrik veroorzaken, die haast onmiddellijk gevolgd zal worden door het
laatste oordeel bij het aanbreken van het derde 'Wee' ( vers 12-14).
"En op dat uur kwam er een grote aardbeving en het tiende deel van de stad viel ( vers 13a).
Op het ogenblik dat de twee getuigen ten hemel varen, zal de stad Jeruzalem door een grote aardbeving
geteisterd worden.
Er is al een grote aardbeving geweest bij het openen van het zesde zegel ( Op. 6:12); nu volgt er één vlak
voor de zevende bazuin en straks voor de derde keer bij de zevende schaal ( 16:17-19).
Deze grote aardbeving zal opnieuw getuigen van de triomferende majesteit van God.
Een groot deel van de stad zal instorten en 'zevenduizend namen van mensen werden bij de aardbeving
gedood'; mensen die allemaal persoonlijk bij name gekend, allemaal door God tot dit oordeel bestemd zijn,
omdat ze bekend staan als vijanden van God.
Zevenduizend is niet noodzakelijk hun letterlijke aantal; het slaat veeleer op een volkomen aantal dat door
God bepaald is en dat wellicht de geduchtste vijanden van God omvat.
'De overigen werden zeer bevreesd en gaven heerlijkheid aan de God van de hemel'( vers 13b).
Zij herkennen de hand van God in de gebeurtenissen.
Dat wil nog niet zeggen dat zij de rechten van de Heere Jezus erkennen, en als dat inderdaad niet het geval
is, heeft de heerlijkheid die zij de God van de hemel geven voor Hem geen enkele waarde.
Miljoenen mensen in de wereld zullen voor eeuwig verloren gaan, hoewel ze heerlijkheid gegeven hebben
aan God, omdat het onmogelijk is God op waarachtige en oprechte wijze te verheerlijken zonder de Zoon te
erkennen".

Tot zover Professor Ouweneel.